Aanspringen in galop

De galop is een van de drie gangen van het paard. Het paard heeft een linker- en rechtergalop.
Op de rechterhand ga je in de rechtergalop en op de linkerhand in de linkergalop. Als je op de
linkerhand in de rechtergalop zit (of omgekeerd) zit je in je in de verkeerde galop. Tenzij je dit
bewust doet dan zit je in contragalop. De soort galop is te herkennen aan het voorbeen dat het
verst naar voren gaat. Je binnenheup draait iets naar voren en zo kan je het ook voelen.

Om aan te springen in galop zijn er een aantal opeenvolgende hulpen. Om je paard voor te
bereiden 
ga je doorzitten en zorg je dat je hetzelfde tempo onderhoudt. Je begint met het paard
te buigen om 
je binnenbeen, dit doe je vaak al in een hoek, wending of op een volte.
De binnenteugel vraagt de juiste 
stelling aan en de buitenteugel begrenst de stelling en zorgt
ervoor dat het paard niet wegloopt over de 
buitenschouder. Je juiste stelling is zo dat het paard
zijn hoofd iets naar binnen brengt zodat je net een 
klein stukje van zijn oog ziet. Het binnenbeen
van de ruiter ligt voorwaarts drijvend op de plaats en 
activeert het binnenachterbeen van het
paard en geeft opdracht om dit binnenachterbeen verder onder 
te laten treden. Het buitenbeen
leg je een handbreedte naar achteren. Het paard moet aanspringen op 
het aandrijven van het
binnenbeen. Zorg ervoor dat je tijdens het aanspringen je handen ontspant zonder 
het contact
met de mond te verliezen zodat het paard de ruimte krijgt om voorwaarts aan te springen in
galop.
 Een belangrijke hulp tijdens het aanspringen in galop is je zit. Je binnenheup breng je
iets naar voren. 
Dit doe je vaak al automatisch op het moment dat je je buitenbeen naar
achteren legt.

Lois Hofland